"We kwamen thuis in een verwoeste stad."

Scroll down

Rotterdammers zorgen voor elkaar, toch!

Het verhaal van...

Salomon Slier (80)

Salomon schiet vol. Verontschuldigend veegt hij de traan uit zijn ooghoek en heft lachend zijn handen op. “Ja sorry, dat is de leeftijd. Ik word steeds sentimenteler joh, al was ik altijd wel een gevoelig mens hoor.”

Salomon Slier, een grote sterke man, sportief geknipt wit haar en een bril op zijn gezicht – die ging even af voor de foto. Wie hem ziet, geeft hem niet de 80 jaar die zijn leeftijd telt. “Maar ik ben het wel”, zegt hij. “Hier en daar een kwaaltje, maar het gaat nog best. Salomon staat vol en fier in leven. Een koor, theater, reünies van de sociale academie en tweemaal weeks de roze salon, vullen zijn agenda. Fijn, vindt hij: “Als je de hele dag op je kamer gaat zitten, ben je weg.”

“Ik herinner me de brand nog meer dan de bommen”

Vlammen
Salomon werd geboren op de oude Hoogstraat – ‘die van voor de oorlog’. Een moederskindje, zegt hij zelf; een stil kind dat liever met zijn neus in de boeken zat dan buiten speelde. “Mijn vader was muzikant aan boord van schepen en was vaak maanden weg met de Holland Amerika lijn en de Rotterdamschee Lloyd. Voor de oorlog uitbrak had ik twee broertjes, later kwamen er nog twee jongens en een zusje bij.”

Het gezin zou een paar jaar later naar de Boezemsingel in Crooswijk verhuizen. “Dat huis is tijdens het bombardement tot de grond toe verbrand”, herinnert Salomon zich. “Ik herinner me de brand nog meer dan de bommen. Het vuur woedde nog dagen na, overal waar je kwam zag je rook en vlammen – kun je het je voorstellen, de stad waar je geboren en getogen bent.”

Hij zwijgt even. “Weet je wat het is”, vervolgt hij uiteindelijk. “Ik was nog heel jong. Soms weet ik niet meer of herinneringen nu echt van mij waren, of dat ik mijn moeder er zo vaak over hoorde praten dat ze van mij zijn geworden. Snap je? Daar moet je voor waken.” Maar nee, die brand… Die brand herinnert hij zich echt nog.

Handkar
“We hebben toen nog een tijdje buiten de stad gewoond, in Den Haag, maar kregen al snel weer een woning in de Gouvernestraat toegewezen.”

Hij herinnert zich die leraar op school, aan de ’s-Gravendijkwal: een ‘nsb’er met een hekel aan Joden’. “Stond ik ineens achter de kast, heel hard te denken wat ik had gedaan waarvoor ik straf verdiende… Ik was altijd het braafste jongetje van de klas. Pas jaren later begreep ik het. Mijn moeder is na de oorlog trouwens wel, en helaas tevergeefs, op hoge poten naar school gegaan. Zij was een ijzersterke vrouw.”

Salomon komt uit gemengd Joods gezin. Hij zag de razzia’s voor zijn neus afspelen, zijn vader werd opgepakt en naar een kamp gebracht.

“Mijn moeder deed alles wat in haar kunnen lag om ons te beschermen. Met een handkar gingen we naar de Veluwe. Soms kregen we een lift, maar ze had de blaren op handen en voeten staan van het vele lopen. Ik herinner me er niet veel van, zo jong was ik. Ja, die ene keer dat we onderweg beschoten werden, dat staat me nog bij… Ineens was mijn moeder weg, zo ging dat – we verspreidden ons doorlopend. De oorlogsjaren bracht ik grotendeels door bij een boerengezin. Ik had het getroffen: het was een warm, liefdevol boerengezin. Ik heb nog steeds contact met die familie… Weet je wat zo gek was? Toen de bevrijding kwam, gingen ze niet eens kijken naar de stoet die voorbij kwam, zo druk waren ze op het land. ‘Ga jij maar, jongen’, zeiden ze. Dat heb ik toen gedaan.”

Verliefd
Hij kwam weer terug in de Gouvernestraat. Veel familieleden waren vermoord, de stad was verwoest. “Maar we pakten het leven op, er moest hard gewerkt worden.”

Salomon kreeg een baan op de boekhouding bij van Ommeren. Rond die tijd kwam hij voor het eerst voorzichtig ‘uit de kast’.

“Ik werd verliefd op een collega, het was niet wederzijds – laten we het daarop houden.” Hij zwijgt voor een kort moment, verzonken in eigen gedachten. “Toen kwamen ook de trauma’s los, misschien getriggerd door de gebeurtenis met die collega, maar onmiskenbaar borrelden ze al onderhuids. Ik kreeg angst voor vliegtuigen, voor water… ik werd steeds banger, depressiever. Nu gaat het goed hoor, maar er is heel wat therapie voor nodig geweest om ervaringen een plekje te geven. Als kind had ik zo lang in een angstige tijd geleefd, alles en iedereen om me heen verdween. Lange tijd heb ik mezelf niet willen zien als oorlogsslachtoffer; dat was ik toch helemaal niet, vond ik; ik had geen honger geleden, niet in een kamp gezeten… Nu denk ik daar anders over.”

Na alle therapie koos Salomon voor een studie aan de Sociale Academie in Rotterdam en werd maatschappelijk werker. “Dat kwam zeker daaruit voort, ik had veel geleerd over de menselijke psyche en ik wilde anderen helpen. Dat werk heb ik lang met passie en plezier gedaan.”

Thuisbios
Vandaag de dag geniet Salomon zoveel mogelijk van het leven. Het rijke leven dat hij leefde, betaalt zich terug in het heden. “Ik heb vroeger veel voor de homogemeenschap gedaan – demonstraties, ik zat in werkgroepen. Nu ga ik nog tweemaal per week naar de roze salon. We mogen deze ruimte gebruiken in ruil voor een concert met ons koor; win-win! Ik heb ook al jaren een vriend; Chiel. We wonen niet samen, maar hebben hier wel gelijktijdig een aanleunwoning aangevraagd. De toenmalig directeur was homoseksueel en streefde naar meer diversiteit in de instelling. Hij wilde ons hier graag hebben.”

Salomon heeft het ‘best naar zijn zin’, stelt hij: “al valt het me ook op dat mensen je minder makkelijk opzoeken als je in een ‘instelling’ woont. Dat is jammer, maar dan ga ik zelf wat vaker de deur uit.”

Eten doet hij elke avond in het restaurant, samen met Chiel, en dan kijken ze televisie bij Chiel thuis – “hij heeft zo’n groot gebogen scherm, net een bioscoop!”

Salomon kan nog goed voor zichzelf zorgen. Een tijdje terug is hij geopereerd aan nierkanker. Hij wijst op een bult waar ooit zijn rechternier zat. “Het werd een spoedoperatie – eigenlijk zou ik een band moeten dragen, maar ach…”

Eens per week komt er een buddy langs. “Hij maakt een beetje schoon en samen doen we boodschappen, dan helpt-ie me sjouwen. Hij is jong, echt het zonnetje in huis. Ik ga graag om met jonge mensen, dat houdt mij ook jong. Tuurlijk, ik begin een oude knar te worden maar ik heb nog genoeg passie voor het leven. Uitgeblust? Nog lang niet!”

 

Eerder in de zorg gewerkt? Klik hier voor meer info!

 

Deel dit bericht: